Verblijf van de rechthebbende en/of van zijn gezinsleden in een andere lidstaat dan die waarin zij hun woonplaats hebben
1. De rechthebbende op een pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten, die recht heeft op prestaties krachtens de wettelijke regeling van één dezer lidstaten, alsmede zijn gezinsleden hebben bij verblijf op het grondgebied van een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, recht op:
a) verstrekkingen die medisch gezien tijdens een verblijf op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat waar zij wonen, noodzakelijk worden, met inachtneming van de aard van de prestaties en de duur van het verblijf. Deze verstrekkingen worden verleend door het orgaan van de lidstaat van verblijf volgens de wettelijke regeling welke door dit orgaan wordt toegepast, voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de rechthebbende of zijn gezinsleden;
b) uitkeringen welke in voorkomend geval worden verleend door het overeenkomstig artikel 27 of artikel 28, lid 2, bepaalde bevoegde orgaan volgens de wettelijke regeling welke door dit orgaan wordt toegepast. Deze uitkeringen kunnen evenwel in overleg tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de verblijfplaats door dit laatste orgaan voor rekening van het eerste worden verleend volgens de wettelijke regeling van de bevoegde staat.
2. Artikel 22, lid 1bis, is van overeenkomstige toepassing.